4.

Bevolkingsgroei in Brabant

In 2050 telt Brabant 3 miljoen inwoners, 375 duizend mensen meer dan in 2023. De bevolkingstoename wordt vooral bepaald door positieve buitenlandse migratiesaldi.
De komende decennia neemt de groei van de bevolking geleidelijk aan af.

De komende decennia zal de Brabantse bevolking naar verwachting nog met zo'n 375.000 mensen groeien (+14,2%), van 2.626.000 inwoners in 2023 tot bijna 3.000.000 in 2050 (tabel 4.1).

Tabel 4.1

Bevolkingsgroei in Noord-Brabant, 2023-2050

bevolking bevolkingsgroei bevolking
  2023 2023-2030 2030-2040 2040-2050 2023-2050 2050
Noord-Brabant 2.626.200 136.100 140.100 97.300 373.500 2.999.700
Stedelijk/landelijk
Stedelijk concentratiegebied 1.868.500 111.000 122.100 94.600 327.600 2.196.100
- waarvan grote steden 911.500 68.400 78.300 67.400 214.000 1.125.600
- waarvan middelgrote steden 490.900 24.300 26.200 18.100 68.600 559.600
- waarvan overig stedelijk concentratiegebied 466.100 18.300 17.600 9.100 44.900 511.000
Landelijk gebied 757.700 25.200 18.000 2.700 45.900 803.600
Regionale Woondeals
West-Brabant-West 285.700 9.500 8.500 4.700 22.700 308.400
Stedelijke regio Breda-Tilburg 864.900 43.200 44.400 31.100 118.700 983.500
Noordoost-Brabant 672.500 33.000 34.400 21.800 89.200 761.700
Zuidoost-Brabant 803.200 50.400 52.700 39.700 142.900 946.100
bevolking groei-indices bevolking
  aandeel
2023
2023-2030
(2023 = 100)
2030-2040
(2030 = 100)
2040-2050
(2040 = 100)
2023-2050
(2023 = 100)
aandeel
2050
Noord-Brabant 100,0% 105,2 105,1 103,4 114,2 100,0%
Stedelijk/landelijk
Stedelijk concentratiegebied 71,1% 105,9 106,2 104,5 117,5 73,2%
- waarvan grote steden 34,7% 107,5 108,0 106,4 123,5 37,5%
- waarvan middelgrote steden 18,7% 105,0 105,1 103,3 114,0 18,7%
- waarvan overig stedelijk concentratiegebied 17,7% 103,9 103,6 101,8 109,6 17,0%
Landelijk gebied 28,9% 103,3 102,3 100,3 106,1 26,8%
Regionale Woondeals
West-Brabant-West 10,9% 103,3 102,9 101,6 107,9 10,3%
Stedelijke regio Breda-Tilburg 32,9% 105,0 104,9 103,3 113,7 32,8%
Noordoost-Brabant 25,6% 104,9 104,9 102,9 113,3 25,4%
Zuidoost-Brabant 30,6% 106,3 106,2 104,4 117,8 31,5%
De in de tabel opgenomen gegevens zijn afgerond op 100-tallen; hierdoor kunnen er in de tabel geringe afwijkingen voorkomen.
De 'standgegevens' van de bevolking per 1-1-2023 betreffen de (definitieve) CBS-data van de bevolkingsontwikkelingen t/m 31-12-2022.

De 'standgegevens' over de bevolking en de woningvoorraad, zoals weergegeven in de tabellen, figuren en bijlagen op deze 'prognose-website', hebben steeds betrekking op de situatie per 1 januari van het betreffende jaar. In tabel 4.1 geldt dit bijvoorbeeld voor de bevolking in 2023 en 2050.
De 'stroomgegevens' over de groei van de bevolking en de woningvoorraad hebben betrekking op de ontwikkelingen tot en met het laatstgenoemde jaar. In tabel 4.1 geldt dit bijvoorbeeld voor de bevolkingsgroei in de periode 2023 tot 2030 (= tot en met 2029).

Zie ook: toelichting op de gebruikte gebiedsindeling

Kent Noord-Brabant in de jaren '90 nog een gemiddelde jaarlijkse groei van rond de 17.000 personen, na de eeuwwisseling is deze groei in korte tijd – voornamelijk onder invloed van negatieve migratiesaldi – gestaag teruggelopen tot zo'n 3.000 in 2006. Vooral door sterk toegenomen positieve buitenlandse migratiesaldi is de bevolkingsgroei sedertdien echter weer beduidend hoger komen te liggen, met een groei van 10.000 personen in 2015, oplopend tot ruim 18.000 in 2019. Na de 'coronadip' in 2020 (+11.000) nam de bevolkingsgroei echter weer sterk toe. Mede door de komst van een groot aantal mensen uit Oekraïne zijn er in Brabant in 2022 33.300 inwoners bijgekomen, een ongekend hoog groeiniveau (figuur 4.1). Alleen in 1969 – ruim 50 jaar geleden dus – lag de (absolute) toename van het inwonertal iets hoger (+33.850). Wel neemt de groei in 2023 weer (duidelijk) af, feitelijk1 en ook te zien in de prognose-uitkomsten.

De bevolkingsgroei kan de laatste jaren vrijwel volledig verklaard worden door de (sterk) toegenomen buitenlandse migratiesaldi, vanaf 2015 voor ruim 95%. Ook de komende decennia zal de groei voor het overgrote deel (94%) worden bepaald door de buitenlandse migratie. Wel neemt het buitenlandse migratiesaldo – in lijn met landelijke prognoses2 – de komende jaren naar verwachting wel weer af, tot een niveau van gemiddeld genomen zo tussen de 10.000 en 15.000 mensen.
De natuurlijke aanwas – het verschil tussen geboorte en sterfte – neemt juist af. Sinds 2020 (corona) kent Brabant zelfs een (licht) sterfteoverschot. Het binnenlandse migratiesaldo laat de laatste jaren gemiddeld genomen 'kleine plusjes' zien3, een lijn die in de prognose is doorgetrokken.

De komende decennia zal de bevolkingsgroei geleidelijk aan afnemen. Dit hangt vooral samen met de ontwikkeling van de natuurlijke aanwas, het verschil tussen het aantal geboorten en sterfgevallen. De afgelopen decennia is deze natuurlijke groei vrijwel voortdurend teruggelopen4. Na een lichte toename de eerstkomende jaren, zal deze (dalende) lijn zich na 2030 verder doorzetten. Vooral als gevolg van de vergrijzing en de hiermee samenhangende toename van het aantal sterfgevallen zal – zo tegen het einde van de jaren '30 – de natuurlijke aanwas omslaan in een natuurlijke afname. Het aantal sterfgevallen overtreft vanaf dat moment het aantal geboorten. Door positieve (met name buitenlandse) migratiesaldi blijft de Brabantse bevolking gedurende de gehele prognoseperiode (vooralsnog) echter groeien, al nemen – zo laat figuur 4.1 zien – de groeicijfers wel af.

Figuur 4.1

Bevolkingsgroei
Noord-Brabant, 1950-2050

Stedelijk en landelijk gebied

De komende decennia zal de (buitenlandse) migratie dé bepalende factor zijn in de groei van de bevolking. Omdat migratie per saldo voor een belangrijk deel terechtkomt in het stedelijk concentratiegebied, ligt de groei hier hoger dan in het landelijk gebied (tabel 4.1). De grote steden kennen de sterkste bevolkingsgroei, gevolgd door de middelgrote steden en het overig stedelijk concentratiegebied. Dit beeld, van een relatief sterke groei van de grote en middelgrote steden en van tal van randgemeenten rond die steden, komt ook naar voren uit de recente regionale bevolkings- en huishoudensprognose van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)5.

Het landelijk gebied kent als gevolg van (een groter wordende) natuurlijke afname, en zeker na het midden van de jaren '30, nog maar een bescheiden bevolkingsgroei, die in de loop van de jaren '40 zal omslaan in een (lichte) krimp (figuur 4.2e). In het stedelijk concentratiegebied blijft de bevolking gedurende de gehele prognoseperiode groeien, al neemt de groei ook hier af (figuur 4.2a). Naast hogere migratiesaldi kent het stedelijk gebied en met name de grotere steden ook een hogere natuurlijke aanwas. Dit hangt samen met de (naar leeftijd selectieve) migratieontwikkelingen en de verschillen in leeftijdsopbouw tussen beide gebieden.

Figuur 4.2, 4.2a t/m 4.2e

Bevolkingsgroei
Noord-Brabant, 2000-2050