2.

Geboorte en sterfte in Brabant

Door de vergrijzing van de bevolking neemt het aantal sterfgevallen de komende decennia sterk toe. Verwacht wordt dat tegen het einde van de jaren '30 de sterfte het aantal geboorten gaat overtreffen en de natuurlijke aanwas omslaat in een natuurlijke afname.

De groei van de bevolking wordt bepaald door de natuurlijke aanwas – oftewel het verschil tussen het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen – én door de binnenlandse en buitenlandse migratiesaldi.

Kindertal per vrouw ligt onder vervangingsniveau

Wat de geboorte betreft is aangesloten op de veronderstelling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat het gemiddeld kindertal1 de komende jaren licht zal oplopen tot een (vanaf midden jaren '30 verder) stabiel verondersteld niveau van 1,70 kinderen per vrouw2. De vruchtbaarheid beweegt zich hiermee op een niveau, waarmee huidige en toekomstige generaties zichzelf niet vervangen. Daarvoor moet het vruchtbaarheidscijfer op 2,1 liggen.
De laatste jaren is het gemiddeld kindertal in Brabant (verder) teruggelopen tot 1,5 in 20223, al valt wel de 'geboortehobbel' op in 2021 (figuur 2.1). Deze tijdelijke 'inhaalslag' kan (mogelijk) verklaard worden door omstandigheden die samenhangen met de coronapandemie. In 2022 volgde echter weer een terugval.

Voor de prognoseperiode is evenwel verondersteld, dat de vruchtbaarheidscijfers de komende jaren weer wat zullen oplopen. Grote veranderingen in de leeftijdsspecifieke vruchtbaarheid worden echter niet verwacht. Het gemiddelde kindertal per vrouw zal vrij stabiel blijven, al treden er natuurlijk altijd fluctuaties op. Zo zien we de laatste tijd dat vrouwen niet zozeer minder kinderen (gaan) krijgen, maar wel dat het krijgen van kinderen (steeds verder) wordt uitgesteld tot een latere leeftijd. Hierbij wordt vaak een verband gelegd met economische omstandigheden, de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de krapte op de woningmarkt, waardoor jongvolwassenen later (kunnen) gaan samenwonen, minder snel 'gesetteld' raken en wachten met het stichten van een gezin4.

Gemiddeld kindertal per vrouw ligt onder vervangingsniveau

Als een 'golfpatroon' weerspiegelt het (toekomstig) aantal geboorten het verloop van het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijdsgroepen. Zo zal het aantal geboorten de komende jaren weer toenemen (figuur 2.1). Immers, door het grotere aantal geboorten in de jaren '90 – op zichzelf weer het gevolg van de 'geboortegolf' uit de jaren '60 – neemt ook het aantal vrouwen toe op de leeftijden waarop de meeste kinderen worden geboren.

Hoewel de vruchtbaarheid structureel onder het vervangingsniveau van 2,1 ligt, zal de komende tijd het (absolute) aantal geboorten naar verwachting toch op een niveau uitkomen, vergelijkbaar met de aantallen uit de jaren '90. Hier spelen ook de hoge(re) buitenlandse migratiesaldi een rol, die gedurende de prognoseperiode (ook) in Brabant worden verwacht. De oververtegenwoordiging van 20-ers en 30-ers in de buitenlandse migratiecijfers (zie hoofdstuk 3) leidt tot hogere geboorteaantallen, ondanks de verwachting van een gemiddeld kindertal per vrouw van (uiteindelijk) 1,7.

Figuur 2.1

Aantal geboorten en sterfgevallen
Noord-Brabant, 1980-2050

Er worden meer jongens geboren dan meisjes, in Nederland en ook in Brabant

Toename aantal sterfgevallen, ondanks stijgende levensverwachting

Ook bij de sterfte zijn de aannames van het CBS overgenomen5. Verwacht wordt dat de gemiddelde levensverwachting de komende decennia verder toeneemt. Voor mannen van 80,1 jaar in 2022 tot iets meer dan 85 jaar in 2050 (+5 jaar). Voor vrouwen loopt de gemiddelde levensduur op van 83,1 jaar in 2022 tot 88,7 jaar in 2050 (+5,6 jaar)6. In vergelijking met de vorige prognose zijn de aannames met betrekking tot de (toenemende) levensverwachting niet veel veranderd.

We worden steeds ouder

Ondanks de alsmaar stijgende levensverwachting zal het aantal sterfgevallen in Brabant de komende tijd sterk oplopen als gevolg van de toenemende vergrijzing (figuur 2.1). De omvangrijke naoorlogse geboortegeneraties zullen in de komende decennia tot een sterke toename van het aantal overledenen leiden: van gemiddeld genomen zo'n 25.000 in de afgelopen jaren, met een 'coronapiek' in 2020 (26.600), tot zo'n 29.000 rond 2030 en ruim 32.000 in 2050. Daarna zal, als ook de vergrijzing over haar hoogtepunt heen is, het aantal sterfgevallen weer wat teruglopen. Door de sterke toename van het aantal personen in de hoogste leeftijdsgroepen zal de sterfte tegen het einde van de jaren '30 het aantal geboorten gaan overtreffen en slaat de natuurlijke aanwas om in een natuurlijke afname.