6.

Veranderingen in leeftijdssamenstelling

Rond 2040 bereikt de vergrijzing van de Brabantse bevolking haar hoogtepunt. Dan is ruim 25% 65 jaar of ouder, tegen 21% in 2023. De hoogste leeftijdsgroepen (75+) groeien het sterkst. Het landelijk gebied vergrijst meer dan het stedelijk gebied.

Veranderingen in omvang en samenstelling van de bevolking zijn voor beleidsmakers op elk maatschappelijk terrein van belang. Wat de leeftijdssamenstelling betreft, wacht de Brabantse bevolking de komende decennia grote veranderingen (figuur 6.1). Op tal van beleidsterreinen zullen de effecten hiervan merkbaar zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan onderwijs, gezondheidszorg, economie en arbeidsmarkt, maar zeker ook aan woningbouw en volkshuisvesting.

Figuur 6.1

Bevolking naar leeftijd
Noord-Brabant, 1980-2050

Brabant vergrijst, met de sterkste groei in de hoogste leeftijdsgroepen

De komende decennia groeit het aantal 65+-ers met 200.000 mensen, van zo’n 550.000 in 2023 tot iets meer dan 750.000 in 2050 (figuur 6.1). Dat is een groei van ca. 35%. Van de 20 t/m 64-jarigen groeit de (hogere) leeftijdsgroep van 35 t/m 64 jaar gedurende de prognoseperiode nog met 90.000 (+9%). De groep van 20 t/m 34 jaar verandert uiteindelijk nauwelijks in omvang in de periode 2023 tot 2050.

Het aantal 0-19-jarigen kent vooral de komende tijd nog een toename. Dit kan voor een belangrijk deel worden verklaard doordat de relatief grote geboortegeneratie van rond de millenniumwisseling de leeftijd bereikt waarop de meeste kinderen worden geboren. Ook de (beduidend) hoger ingeschatte buitenlandse migratie, waarin vooral 20-ers en 30-ers de boventoon voeren, speelt hierbij een rol. Vanaf 2022 is het aantal 0 t/m 19 jaar voor het eerst kleiner dan die van de 65+-ers, een verschil dat de komende tijd verder zal toenemen.

De sterke veranderingen in de leeftijdsopbouw van de Brabantse bevolking laten zich duidelijk illustreren, wanneer de leeftijdsdiagrammen van 1980 t/m 2050 met elkaar worden vergeleken (figuur 6.2a t/m 6.2e).

Figuur 6.2a t/m 6.2e

De leeftijdsopbouw van de Brabantse bevolking

1980-2050

Figuur 6.2a
Figuur 6.2b
Figuur 6.2c
Figuur 6.2d
Figuur 6.2e

De voortgaande vergrijzing springt zonder meer het meest in het oog1. Aan het begin van 2023 is 21% van de bevolking in onze provincie 65 jaar of ouder. De komende decennia, wanneer de naoorlogse geboortegolf gaandeweg deze leeftijd gaat bereiken, zal het percentage 65+-ers sterk oplopen. Hierbij speelt ook de oplopende levensverwachting een rol. Rond 2040 bereikt de vergrijzing haar hoogtepunt. Dan behoort naar verwachting 25,5% van de bevolking tot de 65+-ers. Tussen 2040 en 2050 loopt het percentage 65+-ers weer iets terug, tot net onder de 25% in 2050 (figuur 6.3).

De hoogste leeftijdsgroepen groeien het sterkst. Rond 2050 zullen er naar verwachting ruim 450.000 75+-ers zijn, tegen zo'n 250.000 in 2023; een groei van 200.000 75+-ers (+80%). In 2050 zal bijna tweederde (61%) van het totale aantal 65+-ers ouder zijn dan 75 jaar. Hier tekent zich de 'dubbele vergrijzing' af: er komen gelet op de leeftijdsopbouw van vandaag de dag niet alleen meer ouderen bij, zij leven gemiddeld ook steeds langer. Het percentage 75+-ers loopt dan ook sterk op: van 9,6% in 2023 naar ruim 15% in 2050.

Ten opzichte van de vorige prognose (uit 2020) zal de Brabantse bevolking, relatief gezien, wat minder sterk vergrijzen en liggen de percentages ouderen over het algemeen iets lager. Dit hangt vooral samen met de hoge(re) en naar leeftijd selectief samengestelde buitenlandse migratiesaldi, die voor een belangrijk deel bestaan uit migranten in de leeftijdsgroepen tussen de 20 en 40 jaar (zie ook hoofdstuk 3).

Figuur 6.3

Percentage 65+ers
Noord-Brabant, 1980-2050

Sterkere vergrijzing in het landelijk gebied

Vergrijzing speelt overal in Brabant. Wat wel opvalt is dat dit vergrijzingsproces zich de komende decennia in het landelijk gebied naar verhouding sterker zal voordoen dan in het stedelijk gebied. Hierbij ontwikkelen de meer landelijke gebieden zich van gebieden met een relatief wat jongere bevolking in de periode voor 2005, tot gebieden met een (duidelijk) oudere bevolking in 2040 (figuur 6.4). In het landelijk gebied loopt het percentage 65+-ers op van een kleine 10% in 1990 en 23% in 2023 tot 29% in 2040. In het stedelijk concentratiegebied liggen deze percentages op resp. ruim 11% in 1990, 20% in 2023 en 24% in 2040.

Figuur 6.4

Percentage 65+-ers
Stedelijk en landelijk gebied, 1990-2050

De verklaring voor deze verschillen kan deels gevonden worden in de naar leeftijd selectief samengestelde binnenlandse migratiestromen, zowel die uit het verleden (denk bijvoorbeeld aan de suburbanisatie) als die van vandaag de dag. Hierdoor zijn vooral de 'oudere middengroepen' (50-64-jarigen) momenteel relatief sterker vertegenwoordigd in het landelijk gebied. Ook de komende jaren zorgt deze groep hier nog voor een sterke vergrijzing. In de stedelijk concentratiegebieden, die deze leeftijdsgroepen per saldo juist zagen vertrekken, groeit het aantal ouderen de eerstkomende jaren juist iets minder sterk. Ook speelt een rol dat de stedelijke gebieden, mede door een relatief sterkere groei van de woningvoorraad vanaf het begin van de jaren '90 (forse woningbouwinspanningen), in staat zijn gebleken deze middengroepen juist weer wat meer aan zich te binden. Tegelijkertijd vertonen de landelijke gebieden al geruime tijd negatieve binnenlandse migratiesaldi, al lijkt dit beeld de laatste jaren wel wat te kantelen (zie ook hoofdstuk 3). Het (autonome) vertrekoverschot van jongvolwassenen is hier lange tijd niet gecompenseerd door vestigingsoverschotten in de andere leeftijdscategorieën. Ook dit draagt bij aan de relatief sterkere vergrijzing in het landelijk gebied. In de stedelijke gebieden, die deze jong-volwassenen (15-29 jarigen) per saldo juist opvangen, zorgt deze migratiestroom er juist voor dat de vergrijzing (iets) wordt getemperd.

Overigens zien we – maar dan samenhangend met (de gespreide verdeling van) de buitenlandse migratie – die (lichte) tempering van de vergrijzing overal terug in Brabant, dus zowel in de stedelijke als in de landelijke gebieden.

Met de vergrijzing loopt de gemiddelde leeftijd van de Brabantse bevolking op

Gemiddelde leeftijd loopt op

Met de vergrijzing van de Brabantse bevolking loopt ook de gemiddelde leeftijd verder op, van 43 jaar in 2023 naar 45 jaar in 2050. In 1980 lag die gemiddelde leeftijd nog op iets minder dan 33 jaar. Samenhangend met hun hogere sterfteleeftijd ligt de gemiddelde leeftijd van vrouwen iets hoger (steeds zo'n twee jaar) vergeleken met die van mannen.