7.

Ontwikkeling van de beroepsbevolking

Tot 2040 en gemeten vanaf 2012 – het laatste jaar waarin de AOW-leeftijd op 65 jaar lag – groeit de potentiële beroepsbevolking van 20 tot 65 jaar met iets meer dan 75.000 mensen (+5,1%). Door de verhoging van de AOW-leeftijd neemt het arbeidspotentieel in diezelfde periode echter veel sterker toe, met in totaal zo’n 180.000 mensen (+12,2%).
Uitgaande van landelijke 'pensioenafspraken' telt Brabant in 2050 ruim 1,75 miljoen potentiële werknemers, bijna 150.000 meer als in 2023. Hiervan zal bijna 7% dan 65 jaar of ouder zijn.

Verhoging AOW-leeftijd

De komende decennia wordt naar verwachting de AOW-leeftijd geleidelijk aan verder verhoogd. Volgens de huidige wetgeving zal de AOW-leeftijd stijgen tot 67 jaar en 3 maanden in 20281. Een verdere verhoging is gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting2. Volgens de huidige inzichten met betrekking tot de ontwikkeling van de levensverwachting3 zal de AOW-leeftijd in dat geval oplopen van 67 jaar in 2023 naar 68 jaar in 2038 en 69 jaar, net voorbij 2050.

Op basis van deze uitgangspunten kan een indicatie worden gegeven, wat deze geleidelijke ophoging van de AOW-leeftijd gaat betekenen voor de ontwikkeling van de beroepsbevolking in Noord-Brabant. Als het gaat om de potentiële beroepsbevolking wordt vaak gerekend met de bevolking tussen 20 en 65 jaar. Met de verhoging van de AOW-leeftijd zal de leeftijdsgrens echter naar boven toe moeten worden bijgesteld en zullen steeds meer 65+-ers deel uit gaan maken van de potentiële beroepsbevolking. Mede hierdoor zal de komende jaren onze kijk op vergrijzing – doorgaans gemeten in termen van het aantal 65+-ers – (verder) veranderen en zullen er ook alternatieve maatstaven van vergrijzing ontwikkeld (moeten) worden.

Arbeidspotentieel blijft ruimschoots op peil

De komende decennia groeit het aantal mensen tussen de 20 en 65 jaar nog licht. Tussen 20124 en 2040 neemt hun aantal in onze provincie nog toe met ruim 75.000 personen (+5,1%). Door de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd ligt de groei van de potentiële beroepsbevolking (20 jaar tot aan de AOW-leeftijd) echter beduidend hoger. In diezelfde periode 2012-2040 zien we het arbeidspotentieel dan ook toenemen met meer dan 180.000 mensen (+12,2%), waarbij de groei zich in die periode vooral voordoet in de eerstkomende jaren (tot 2030).

Figuur 7.1

Ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking
(20 jaar - AOW-leeftijd)
Noord-Brabant, 2012-2050

Ondanks de veronderstelde verdere verhoging van de AOW-leeftijd groeit de potentiële beroepsbevolking na 2030 (tot 2045) echter maar weinig; +16.500, oftewel +1% tussen 2030 en 2040. Dit heeft te maken met het feit dat de omvangrijke naoorlogse geboortegeneraties dan met pensioen gaan, ook al ligt de AOW-leeftijd geleidelijk aan wel steeds iets hoger.
In de loop van de jaren '40 neemt het aantal potentiële werknemers echter weer wat meer toe, om in 2050 uit te komen op bijna 1.750.000 (figuur 7.1). Daarmee ligt de omvang van de potentiële beroepsbevolking zo'n 260.000 personen hoger vergeleken met 2012, toen de AOW-leeftijd nog op 65 jaar lag. Van die groei wordt bijna 45% (115.000 personen) bepaald door 65+-ers.

Figuur 7.2

Samenstelling van de potentiële beroepsbevolking
(20 jaar - AOW-leeftijd)
Noord-Brabant, 2012-2050

Met de oplopende AOW-leeftijd zal gaandeweg de prognoseperiode het aandeel 65+-ers binnen de (potentiële) beroepsbevolking steeds verder toenemen. In 2050 is naar verwachting een kleine 7% van het arbeidspotentieel 65 jaar of ouder (figuur 7.2). Of de groei van de potentiële beroepsbevolking ook daadwerkelijk leidt tot een toename van het arbeidsaanbod hangt natuurlijk wel af van de feitelijke ontwikkeling van de arbeidsparticipatie van de oudere werknemers5.

Minder sterke toename van de grijze druk

De zogenoemde 'grijze druk' loopt naar verwachting op van 27,8 in 2012 tot 36,1 in 2050 (bijlage D-1). Deze grijze druk geeft de verhouding weer tussen het aantal AOW-ers en de potentiële beroepsbevolking (20 jaar tot aan de AOW-leeftijd). Anno 2050 staan er in Brabant tegenover 1.000 potentiële werknemers dus 365 AOW-gerechtigden. Zonder verhoging van de AOW-leeftijd is diezelfde verhouding 1.000 staat tot 457, oftewel een grijze druk van 45,7 (bijlage D).